Dyslexie is wellicht te voorkomen
Met een combinatie van hersen- en gedragsonderzoek is al op jonge leeftijd vrij goed te voorspellen of een kind dyslectisch is of niet. Wanneer dan meteen met een preventieve behandeling wordt begonnen, is de kans groot dat het kind toch succesvol zal leren lezen en schrijven. Dit stelt Harvard-professor John Gabrieli in Science.
Tussen de 5 en 17 procent van de kinderen heeft last van dyslexie, een taalstoornis die het moeilijk maakt om te lezen en schrijven. Door deze lees- en schrijfproblemen zullen dyslectische kinderen buiten schooltijd niet snel voor hun plezier een boek lezen. Zo raken ze nog verder achter ten opzichte van hun niet-dyslectische leeftijdsgenootjes. Professor Gabrieli (Harvard-MIT, VS) stelt in Science dat met gecombineerde onderzoeksmethodes dyslexie al bij baby’s is te voorspellen. Als een kind met een verhoogd risico op dyslexie een preventieve behandeling krijgt, kan een ontwikkelingsachterstand worden voorkomen.
Balk – L = ?
Dyslexie is erfelijk. Een kind waarvan één van de ouders dyslectisch is heeft 54 tot 75 procent kans om zelf ook dyslexie te krijgen. Het zal dan grote moeite hebben om te leren lezen en schrijven. De oorzaak hiervan lijkt te liggen in het fonologisch bewustzijn: het besef dat een woord is opgebouwd uit klanken (fonemen) die weer corresponderen met letters (grafemen). Een dyslectisch kind zal het bijvoorbeeld erg moeilijk vinden om te zeggen uit welke klanken het woord ‘voetbal’ bestaat. Of welk woord je krijgt als je de ‘l’ uit ‘balk’ weglaat. In hersenscans is te zien dat bij dyslectische kinderen minder activiteit is in een gebiedje in de linker hersenhelft (de temporo-pariëtaal schors). Dit gebiedje combineert de visuele en auditieve informatie tijdens het lezen.
Hersenactiviteit bij dyslexie
Hersenactiviteit (fMRI) tijdens een fonologischbewustzijn-taak bij kinderen met en zonder dyslexie. Duidelijk is de zien dat kinderen met dyslexie minder hersenactiviteit vertonen in de frontale (rood) en de temporo-pariëtale (blauw) regio. Na behandeling lijkt de hersenactiviteit van dyslectische kinderen meer op die van niet-dyslectische kinderen.
Pasgeboren baby’s
Zoals je in de afbeelding hierboven kunt zien, heeft therapie zeker een positief effect bij dyslexie. Na een intensieve behandeling kunnen de kinderen beter lezen en schrijven en deze ontwikkeling blijft ook na afloop doorgaan. De achterstand met leeftijdsgenootjes halen ze echter niet meer in. Gabrieli pleit er daarom voor dat kinderen met een verhoogd risico op dyslexie al vóór ze naar school gaan geïdentificeerd zijn. Alleen dan kunnen ze bijtijds de benodigde behandeling krijgen en kan een achterstand worden voorkomen.
Momenteel is het al mogelijk om bij peuters door middel van een gedragstest de toekomstige leesprestaties te voorspellen. Hierbij wordt gekeken naar het fonologisch bewustzijn van de kleuters. Zo’n 80 procent van de kinderen die uit deze tests risicokinderen blijken, hebben na therapie toch een normale leesontwikkeling. Het is echter ook al mogelijk om bij pasgeboren baby’s het risico op toekomstige dyslexie vast te stellen. 81 procent van de baby’s waarvan de hersenen anders op de klanken van taal reageren zijn op hun 8e daadwerkelijk dyslectisch.
Combineren
Professor Gabrieli pleit er in Science voor dat we alle kennis die we over dyslexie hebben aan elkaar koppelen. Als we kijken naar de combinatie van genetische informatie, gedragstesten én hersenscans, zullen we nog beter en sneller kunnen voorspellen welke kinderen een verhoogd risico op dyslexie hebben. Wanneer deze kinderen vervolgens al intensieve begeleiding krijgen vóór ze naar school gaan, zullen ze waarschijnlijk geen achterstand oplopen ten opzichte van hun leeftijdsgenootjes. En zullen ze dus gewoon leren lezen en schrijven.
Bron:
Dyslexia: A new synergy between education and cognitive neuroscience, John D.E. Gabrieli, Science, vol. 325 (280-283).
Kwaliteitsinstituut Dyslexie juli 2009.